In het voorjaar is het in de Oostvaardersplassen altijd weer genieten van de natuur die groeit en bloeit en nieuw leven voortbrengt, klik op de foto voor een diavoorstelling.
Boerenzwaluwen die in de vogelhutten hun nestjes bouwen en in volle vaart langs je oren vliegen, hun jongen die je van dichtbij in de nestjes gevoerd ziet worden en die, als ze eenmaal uit het nest zijn, op takjes zittend, krijsend en met fladderende vleugels de aandacht van ma proberen te trekken wanneer die weer met voedsel terugkeert.
Vanaf eind april, de wit/geel/grijze jonge ganzen, vaak wel een stuk of tien per ouderpaar, voortdurend aan het eten, terwijl pa en ma heel alert zijn. Bij het minste teken van dreiging jagen de ouders met veel gekrijs de jongeren direct van het land het water in, hetgeen een schouwspel op zich is.
Konikveulens, dit jaar al begin maart aangetroffen, struikelend over eigen benen en nog veel slapend.
Ja en dan in mei de jonge vossen, weet niet waarom, maar die spreken mij altijd het meeste aan.
Ieder jaar zitten ze in een ander hol, dus voortbouwen op ervaring is niet mogelijk.
Het is derhalve altijd zoeken, soms heb je mazzel en zie je ze ineens lopen.
Vind je restanten van een karper of een gans, dan weet je dat een hol dichtbij moet zijn. Soms zie je andere fotografen wachten met een houding van “Hier is niets hoor!”, bang dat iedereen op hun ontdekking afkomt en heel af en toe maak je het mee dat een fotograaf je spontaan vertelt waar hij jonge vossen heeft kunnen fotograferen.
Dit jaar heb ik mij laten leiden door een groepje fotografen met de “Hier is niets hoor!” houding.
Al spoedig vond ik ook karper- en ganzenresten, maar de vosjes kreeg ik niet te zien.
Op een mooie dag heb ik van ’s ochtends half zes tot ’s middags een uur zitten wachten en ja hoor, bingo!